Instructie voor den stads vroedmeester en de stads vroedvrouwen - 2 januari 1822

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken

[bewerken] Instructie voor den stads vroedmeester en de stads vroedvrouwen

Art. 1. : De stad Enkhuizen zal voor de Stads Vroedvrouwen, dus verdeeld worden: Dat de oudste Stads Vroedvrouw in rang tot hare wijk zal hebben: Het oostelijke gedeelte der Stad, dat is: van den Groenen Wierdijk af door het Modderhok, over de Hangebrug, regt uit langs het Noorderspui; den Noorder Havendijk; Vischmarkt; de Nieuwstraat; de Zuider Havendijk, alles aan de westzijde tot aan het Zuiderspui en alles wat hier beoosten ligt. De naaste oudste zal ot eene wijk hebben: De noordzijde van het Westeinde en van de oude en nieuwe Westerstraten, met alles wat daar benoorden ligt, ook buite de Noorderpoort. De jongste in dienst zal ten deel hebben; Het Westeinde, mitsgaders de oude en nieuwe Westerstraten aan de zuidzijde, met al wat daar bezuiden ligt, en ook buiten de Ketepoort.

Art. 2. : Om Stads Vroedvrouw te kunnen worden, zal eene vrouw niet minder dan drie jaren de Vroedkunde moeten hebben uitgeoefend, en te goeder naam staan, vooral met betrekking tot geduld, zachtmoedigheid in de behandeling van minvermogenden, zoo wel als van voorzigtigheid en tegenwoordigheid van geest.

Art. 3. : Alvorens het Stadsvrouws-ambt te aanvaarden zal in handen van de Regering dezer Stad, de navolgende Eed moeten worden afgelegd:

  • Ik belove en zwere dat ik deze Stad Enkhuizen getrouw zal dienen als hare Vroedvrouw, en alle arme, onvermogende, zwangere vrouwen, voor zoo verre zij mijnen dienst als Vroedvrouw noodig hebben en verzoeken, en binnen deze Stad en haar regtsgebied wonen, aanstonds zal ter hulpe komen. Dat ik van deze arme en onvermogende vrouwen, voor deze mijne hulp, nooit enige winst of belooning, onder welk voorwendsel en hoe ook genaamd, zal bedingen, eischen of aannemen. Dat ik in het behandelen van dezelve met al mijn vermogen, en volgens de beste regelen der Vroedkunde, zoo verre die mij bekend zijn, alle mijne pogingen zal aanwenden om haar hulp te beiden, op dezelfde wijze als ik doen zoude indien zij vermogend waren, en gelijk ik hetzelve voor eenen Alwetenden God wenschte te verantwoorden.
  • Zoo waarlijk helpe mij god almagtig !

Art. 4. : De Stads Vroedvrouwen zullen gehouden zijn, elke in hare aangewezene wijken, alle arme en onvermogende barende vrouwen, die hare hulp als Vroedvrouw behoeven, te helpen verlossen en bijtestaan, en dat wel op het aller nauwkeurigste en met alle die voorzorgen, welke hierboven in de tweede hoofdafdeling $3 zijn vastgesteld, zonder van dezelve eenige belooning, vereering of iets anders hoe ook genaamd, aantenemen, direkt of indirekt op verbeurte van f 25:- telken reize bij verdubbeling. En op dat hier aan te gereeder zal voldaan worden, zal zij aan hare woonplaats een bord uitsteken, waarop haar naam staat uitgedrukt, met bijvoeging: Stads Vroedvrouw.

Art. 5. : Indien eene Stads Vroedvrouw bij eene onvermogende barende vrouw geroepen wordende, zich werkelijk bevindt bij eene andere vrouw, die in arbeid is, zoo dat zij dezelve niet kan of mag verlaten, ( zie de vorenstaande tweede hoofdafdeling $3. art. 19. ) of wanneer eene der Stads Vroedvrouwen door ziekte of andere ongelegenheden, ( waar van zij aan de op haar volgende Stads Vroedvrouw zal moeten kennis geven, ) verhinderd werd te komen, zoo zal dit werk door eene andere Stads Vroedvrouw verrigt worden, zonder eenig loon, en wel in deze orde: dat in de voorsz. gevallen, de Vroedvrouw van wijk 1. zal worden vervangen door die van wijk 2; deze door die van wijk 3, en de laatste wederom door de Vroedvrouw van wijk 1. Op dezelfde wijze zal elke opengevallene plaats worden waargenomen, zoo lang dezelve door de Regering onvervuld is gelaten; alles op verbeurte van f 3:- voor elken reis, dat hieraan niet voldaan wordt.

Art. 6. : Wanneer het echter gebeurde dat alle de Stads Vroedvrouwen verhinderd waren, zoo zal de eerst geroepene, ( doch ook maar alleen in dat geval, ) eene der gewone Vroedvrouwen daartoe verkiezen, en haar betalen een gulden, indien de vrouw door haar verlost wordt; doch zoo de Stads Vroedvrouw, in wier wijk dit gebeurt, haar werk verrigt hebbende, nog bij tijds de andere Vroedvrouw aflost, waartoe zij ten strengste verpligt wordt, zal zij kunnen volstaan met de betaling van 50 cents.

Art. 7. : Indien eene Stads Vroedvrouw, in deze hare kwaliteit, bij eene vrouw in functie zijnde, mogt bevinden dat deze niet instaat is om, met hare hulp alleen verlost te worden, zoo zal zij onverwijld en voor dat de barende vrouw, door vergeefsche pogingen en lang wachten, hare krachten verspild heeft, den Stads Vroedmeester ter hulp roepen, ten einde deze zulks noodig oordeelende, op de best mogelijke wijze de verlossing voleinde op eene bote van f 12:- voor elk verzuim dat zij hierin zal begaan zal.

Art. 8. : In geval eene arme barende vrouw, voor de geboorte van haar kind, kwam te sterven, zullen de Stads Vroedvrouwen, ieder in hare wijk, den Stads Doctor en den Stads Chirurgijn, dier wijk, benevens den Stad Vroedmeester onverwijld doen roepen, ten einde deze alles zouden kunnen aanwenden, wat tot heil van vrouw en vrucht, dienstig zouden kunnen zijn, ( zie tweede hoofdafdeling $3. art. 20. )

Art. 9. : De Stads Vroedvrouwen eindelijk, zijn verpligt, om des noods de leerlingen van anderen te onderwijzen, of in het doen der benoodigde verlossingen bijtestaan, en daartoe gelegenheid te verschaffen, ( tweede hoofdafdeling $3. art. 9. ) en zich elke opdragt, door de Kommissie dien aangaande te doen, laten welgevallen. Zoo mede om, behalve de gewone opgave hier boven in de tweede hoofdafdeling $3. art. 23. voorgeschreven, ook nog, op hetzelfde briefje, doch afzonderlijk optegeven, hoeveel kinderen zij van Stads wege gehaald hebben, alles op de daar vermelde boete.

Art. 10. : Den Stadsvroedmeester alleen, is de gehele Stad en Jurisdictie, voor den omvang zijner werkzaamheden opgedragen.

Art. 11. : Hij is verpligt, om, zoodra hij van Stads wege door eene Vroedvrouw daartoe verzocht wordt, de arme en onvermogende vrouwen ten spoedigste ter hulpe te komen, en dezelve op de best mogelijk wijze, en met de meeste voorzorgen, om niet, bijtestaan en te verlossen.

Art. 12. : Ingeval de Stadsvroedmeester bij een andere barende vrouw in functie is, en dezelve niet kan verlaten, of ingeval van ziekte, afwezigheid ui de Stad of ander oorzaken, buiten de gelegenheid is om zijne hulp aan te wenden, zal hij zorgen, dat door andere deskundigen de vrouw op de best mogelijke wijze geholpen worde, des noods ten zijnen koste.

Art. 13. : In alle buitengewone omstandigheden, waarbij het te vrezen is dat de moeder, of kind, of beide bij de verlossing zullen omkomen, zal hij gehouden zijn indiendaartoe gelegenheid is, met andere verloskundigen te raadplegen.

Art. 14. : Voor zoo verre de hulp der genees- of heelkunde door hem beschouwd wordt voordeelig te kunnen zijn aan vrouw en kind, zal hij ook de Stads Doctor en Chirurgijn der wijk, waarin de barende woont, tot consult en adsistentie verzoeken: al het welk zonder nadere bepaling aan het geweten van den Vroedmeester wordt overgelaten.

Art. 15. : Van alle verlossingen, door hem van Stads wege verrigt, zal hij op het gewone maandbriefje, ( tweede hoofdafdeling $3. art. 23. ) aan de Plaatselijke Kommissie, afzonderlijk opgave moeten doen.

Art. 16. : Alvorens zijn ambt te aanvaarden, zal hij in handen van de Regeering dezer Stad, afleggen den navolgenden Eed.

  • Ik belove en zwere dat ik de Stad Enkhuizen als Vroedmeester getrouwelijk zal dienen, en alle arme barende, en andere vrouwen binnen haar regtsgebied wonende, mijn dienst als Vroedmeester geredelijk en onverwijld presteren, zoodra dezelve door eene der Stads Vroedvrouwen wordt gerequireerd. Dat ik van alle arme vrouwen nooit eenige winst of belooning, onder welk voorwendsel ook, of hoe ook genaamd zal bedingen, eischen of ontvangen. Dat ik in het behandelen van dezelve met al mijn vermogen, en volgens de beste regelen der kuns, alles zal aanwenden wat in mijn vermogen is, om haar hulp te bieden, op dezelfde wijze als ik doen zoude indien zij vermogend waren, en gelijk ik hetzelve met een goed geweten voor eenen Alwetenden God zal kunnen verantwoorden. Dat ik verder alles zal doen wat een goed, eerlijk en Stads Vroedmeester, schuldig is en behoord te doen.
  • Zoo waarlijk helpe mij god almagtig !

[bewerken] Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en / of referenties: