Keure tegen het van binnen uitsloopen of verkleinen van Huizen, en uitgraven van Fundamenten, Regenbakken, Putten etc. - 1 april 1817

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken
Keure tegen het van binnen uitsloopen of verkleinen van Huizen, en uitgraven van Fundamenten, Regenbakken, Putten etc.

Keure tegen het van binnen uitsloopen of verkleinen van Huizen, en uitgraven van Fundamenten, Regenbakken, Putten etc.

  • Burgemeesteren der Stad Enkhuizen, gezien hebbende het besluit van Zijne Koninklijke Hoogheid der Souvereinen Vorst der Verenigde Nederlanden, in dato 25 Junij 1814. No. 60. ..... de voorziening tegen het sloopen van Huizen en andere Gebouwen, binnen de steden en Plaatsen, als mede zeer noodzakelijk hebben geoordeeld, tegen het uitgraven van Fundamenten, Regenbakken en Putten, van bevoren geamoveerde Gebouwen, en wel bijzonder van de zoodanige welke aan of bij Zeeweringen of Graften zijn gelegen, de noodige voorzieningen daar te stellen.
  • Overwegende dat de ondervinding binnen deze Stad reeds doet zien, dat sommige baatsuchtige Lieden, zich niet ontsien om hunne huizen of Gebouwen van binnen uit te sloopen, en daar door van dezelve Huizen niets als het buitenste gedeelte blijvende staan, dezelve niet alleen tot bewoning geheel en al ongeschikt zijn, maar bovendien gevaar loopen van intestorten, en nog buiten des volstrekt geene waarde behouden, om uit dezelve Huizen of Gebouwen te kunnen vinden, ofte daar aan te verhalen, het gene bij Art. 4 en 7 van het gemelde Besluit van Z. K. H. alvorens met de slooping te beginnen moet worden betaald, of daar voor cautie gesteld worden, want door alzoo het heilzame oogmerk van gedacht Besluit ..... wordt gemaakt.
  • Overwegende de nadeelige gevolgen, welke door het uitgraven der Fundamenten, Regenbakken of Putten van bevorens geamoveerde Gebouwen of Huizen aan de Zeeweringen dezer Stad, zouden kunnen worden toegebracht, en de gronden derzelve door deze uitgravingen zoodanig losgemaakt, dat daar uit zeer ligt lekkagien, of nog grooter onheilen geboren kunnen worden.
  • Hebben na voorgaande deliberatie van de Ed. Achtb. Raad der Stad Enkhuizen, goedgevonden te Keuren en te Ordonneren, zoo als hun Ed. Achtb. Keuren en Ordonneren bij dezen:

uitteslopen Art. 1. : Geen eigenaar van eenig Huis of Gebouw, staande binnen deze Stad Enkhuizen, zal vermogen hetzelve geheel of gedeeltelijk uitteslopen, of een gedeelte van hetzelve Huis of Gebouw, of hetgene daar aan behoort, daar af te nemen, of hetzelve van Pannen of Dak te ontblooten, het zij onder voorwendsel van het zelve te repareren of te verkleinen, zonder daarvan alvorens kennis gegeven te hebben, aan Burgemeesteren dezer Stad, en van hun Ed. Achtb. schriftelijk consent bekomen te hebben, om met de uitslooping of verkleining te mogen voortgaan, op eene boete van Vijftig Gulden.

Art. 2. : Geen Timmerman, Metselaar of eenig ander arbeider, zal vermogen aan de uitslooping, van een Huis of Gebouw van binnen of buiten, of met de verkleining van hetzelve door het afbreken van een gedeelte, het zij een gedeelte van een of meer Vertrekken, of Kamers, of Schuren bij het Huis of Gebouw behoorende, of met het afnemen van de Pannen of het Dak van dezelve te beginnen, voor dat alvorens, door den Eigenaar van hetzelve Huis of Gebouw, of desselfs gemagtigde aan hem zal zijn vertoond, het schriftelijke consent van Heeren Burgemeesteren, op de boete van Twintig Guldens, te verbeuren door iederen Timmerman, Metselaar of anderen Arbeider, die aan dezelve uitslooping of verkleining zullen gewerkt hebben, en zullen de Bazen voor de Knechts, die op hun order hetzelve werk gedaan hebben, aansprakelijk, en tot de betaling der boete gehouden zijn.

Art. 3. : Insgelijks zal geen Timmerman, Metselaar of eenig ander Arbeider, eenige Fundamenten, Regenbakken of Putten van Gebouwen, waar van de amotie reeds bevorens is toegestaan, mogen uitgraven, of eenige Muren, Schuttingen of Rasterwerken mogen wegnemen, zonder almede daartoe behoorlijk schriftelijk consent van Heeren Burgemeesteren te hebben bekomen, op gelijke boete en verdere bepalingen als hier boven in Art. 2. op te doene amotie of verkleiningen is gesteld.

Art. 4. : Tot de aangifte van gepleegde overtreding tegen deze Keure, wordt elk en een iegelijk hij zij, wie hij zij, mits dezen speciaal gekwalificeerd.

Art. 5. : Al de vorenstaande boeten zullen worden gedeeld: Een derde voor den aanbrenger; Een derde voor de Armen, en Een derde voor den Officier die d actie vervolgt.

  • Aldus gearresteerd ter Vergadering den Edelen Achtb. Raad der Stad Enkhuizen op 1 April 1817, Gepubliceerd en geassigeerd en 30 Junij daaraanvolgende.
    • Burgemeesteren voorn: M. Semeins van Genderen, Vt.
      • Ter ordonnantie van Hun Ed: Achtb. S. van der Velden, Secretaris.
  • Gezien en goedgekeurd door H. E. G. A. de ged: Staten van Noord-Holland, ingevolge de bepalingen vervat in de Resolutie van den 5 Junij 1817. No. 36.
    • Ter kennisse van mij De griffier der Staten B. C. de Lange.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en / of referenties: