Wester of Deense hoofd

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken

Geschiedenis

  • 30 december 1684 : De Heeren Commissarissen tot de finantie deses stadts ter deser vergadering rapport hebbende gedaan van t gene deselve met de binnenlandts vaarders ( over het aen te stellen van twe vuijren om bij nacht het noordergat, de trintel en oock de haven aen te doen ) hadden verright zijn voorgenomene moeijte bedanken en verders goedtgevonden en verstaan ter conformite van gemelte rapport twe vuijren te doen maacken een op het Westerhoofdt en een aen de toorn van Willigenburgh en dat middelerwijle gemelte commissarissen hare gedachten sullen laten gaan hoeveel ijder schip tot verval van de onkosten daartoe gerequireert sal betalen om dese vergadering als dan te dienen van hare consideratien en advijs.
  • 24 april 1775 : De Heeren Burgemeestren en Regeerders der stad Enchuijsen hebben geacuthoriseert en gequalificeerd, sulx haar E. Gr. Achtb. doen bij deezen, de persoon van Albert Fredriksz., omme ten behoeve van deeze stad te vorderen en ontvangen van de scheepvaart het geld van de lantaarn op het Deensche Hoofd bij de mond van de Suijder Haven geplaatst, alsmede het loodjes geld van de Balg en middel swin, en zulx na de gestelde order en gewoone practijcq ten dien opzigte plaats hebbende, en in last van onwilligheijd geen schepen uijt de haven te doen vertrekken maar daarvan aan Heeren Burgemeesteren terstond kennisse te geven.