Ampliatie op de ordonnantie van de Bierdragers - 7 mei 1706

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken
  1. Voor eerst die onbequaam is van dronkenschap dat hij zijn werk niet kan doen zal voor dien dag het zelve verboden werden, en voor dien zelven geen dagloon genieten.
  2. Ten tweden, zoot mogte gebeuren dat iemand zijn lot daar hij op bescheiden was te zwaar mogte vallen, zal dat voorregt hebben, zal mogen afligten, naa 't werk hem zal toelaten, die onwillig daar in is, om die verlegene bij te springen zal verbeuren twaalf stuivers.
  3. Ten derden zoo den een den anderen comt te slaan zal verbeuren twaatf stuivers.
  4. Ten vierden zoo den een den anderen met quade en scheldwoorden komt te bejegenenzal verbeuren drie stuivers.
  5. Ten vijfden zoo iemand zijn tijd verwaarloost om met paard en slede aan de stal te comen, als 't werk gedaan is zal verbeuren ses stuivers.
  6. Ten zesden zullen geen Bierdragers haar vermogen opposeren tegen haar overlieden op boete van twaalf stuivers.
  7. Ten zevenden zal elk week voor week de voorstal moeten vegen, en de achterstal schrobben, natijds gelegentheit, die zijn beurt gedaan is zal zijn naastvolgende moeten waarschouwen dat het zijn beurt is op de boete van zes stuivers.
  8. Ten achten zullen die gene die in het huisjen moeten zitten om 't geld te ( schoven ) moeten gereet zijn als de paarden aancomen om in 't voorn. huisjen te gaan die absent is of als hij geroepen werd niet comt zal verbeuren drie stuivers.
  9. Ten negenden zal niemand hem vervoegen in de agter stal een keers van de blaker af te nemen ten ware het lot zal geworpen worden waar ieder zal bescheiden wezen, en de briefjes getelt, die daar tegen doet zal verbeuren twe stuivers.
  10. Ten tienden zal niemand hem vervoegen met een bloote kaars op hooij nog turf zolder te gaan op verbeurte van twaalf stuivers.
  11. Ten elfden zal niemand hem vervoegen met een pijp tobak op hooij of turf zolder te comen, op verbeurte van twaalf stuivers.
  12. Ten twaalfden zoot mogte gebeuren dat er een bierdrager, vrou of kind quam te sterven, en uit zijnen huize werd uitgedragen zullen de andere Bierdragers moeten mede te begravenisse comen, die zulx nalaat zal verbeuren van de bierdrager of zijn vrou, zes stuivers en van 't kind drie stuivers.
  13. Ten dertienden de Bierdragers of bierdrager die laast in de stal zijn of is zullen of zal gehouden zijn goede acht te geven dat het vier en ligt wel toegedaan word die contrarie bevonden werd zal verbeuren acht stuivers.
  14. Ten veertienden zal ieder hem daar na reguleren die zijn paard aan de zijde van de stal, op straat comt te plaatzen de onreinigheid die daar af comt aanvegen en opnemen op de boete van drie stuivers.
  15. Ten vijftienden dat er in 't huisjen op de Bierkaaij door niemand enige sterke drank onder wat benaminge het zij en waar door beschonken soude kunnen werden zal mogen werden gedronken op poene van tien stuivers. telken reize te verbeuren.
  16. Ten zestienden zoo iemand zijn officie niet bekleet zoot behoort te wezen door ontrou of anders zal door de Heren Burgermeesteren naar gelegenheid van zaken werden gestraft zoo als haar Ed. Achtb. zullen kunnen goedvinden te behooren.
  17. Ten zeventienden zullen alle bovenstaande boetens comen tot reparatie van de paarde en achterstal.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en / of referenties: