Reglement voor de Conchergie van het Stadhuijs - 5 december 1757

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken

5 december 1757 : De Heeren Burgermeesteren en Regeerders der Stad Enchuijsen gesien en geexamineert hebbende het Reglement van de conchergie van 't Stadhuijs de dato 2 febr. 1689 hebben na omstandigheijd van tijden en zaken, hetselve op nieuw gemaakt en gearresteert dese navolgende Articulen.

Artic : 1. : De Conchergie zal in alles seer attent moeten wesen op de goederen dese Stadt toebehorende, en onder haar bewaring en gebruijk zijnde, wel zorgedragende, dat deselven met ordre en na behoren werden gebruijkt, gerepareert als het nodig is, en op sijn tijdt wel werden gesuijvert en schoon gemaackt, en gehouden.

Artic : 2. : Zal wel nauwkeurig gade slaan, dat het Stadhuijs, Kleijne Kerk en Groot School volgens jaarlijkse gewoonte van boven tot onderen na behoren en in vereijste ordre worden schoon gemaakt, zonder het een ofte het ander na te laten ofte gedogen, dat sulks door de schoonmaaksters geschiedt en daarom in persoon, daarna so dikwils t nodig oordeelt, gaan sien.

Artic : 3. : Zal allen camers, so van Burgerm., Vroedschappen, Schepenen, Weesmeesteren, Commissarissen, als die van de grote krijgsraad, telkens, en so dikwils daarop vergaderingen zijn geweest, doen schoonmaken en in ordre brengen, en als t van noden is de vloeren doen schrobben, glasen wassen, en schoon zand stroijen.

Artic : 4. : De Camer van de Thesaurier, de Secretarie, de ontfang camer van de verponding, zal sij tweemaal des weeks doen reijnigen, en so dikwils als t van noden is , de vloeren doen schrobben, glasen wassen, en schoon zand strooijen.

Artic : 5. : De Camer van de officieren van de Schutterij mitsgaders die van de Burger & militairen wagt zal hij allen dagen laten schrobben en schoonmaken.

Artic : 6. : De onder en boven zaal mitsgaders t portaal en de trappen voor en agter sal sij ten minsten driemaal in de week doen schrobben, ofte so dikwils doen reijnigen als het van noden zal wesen.

Artic : 7. : Al het koper, tin, blik, en ijserwerk als anders zal zij na vereijsch van zaken, doen schuuren, en gladhouden.

Artic : 8. : De Haarden in allen de Camers en comptoiren so dikwils die gebruijkt zijn zal sij dagelijks laten schoonmaken en de haardijsers laten wegnemen om dus na behoren te doen schrobben, en zuijveren, en zal allen dagen, waarneer het van noden is, de vuuren doen aanleggen, en ten minsten een half uur van te voren, eer dat de Heeren komen, doen aansteken, ten eijnde deselve op sijn tijdt branden.

Artic : 9. : Zal wel letten en sorge dragen dat turf, hout, kaarsen, olie, en dus vuur en ligt, alsmede de andere dingen ten dienste van het Stadhuijs door haar handen gaande met behoorlijke en vereijste menagie werden gebruijkt, en dus dat geen al te groote of onnodige vuuren nog te ligten werden aangestoken en verbrandt ofte eenige goederen hoegenaamt werden misbruijkt en verwaarloost.

Artic : 10. : Zal ook wel toesien, dat geen Brandstoffen, nog eenige goederen hoegenaamt ten dienste van het Stadhuijs gegeven en geschikt tot andere gebruijken werden geemploijeert ofte gediverteert.

Artic : 11. : Zal wel agt geven, dat de vuuren en ligten op sijn tijdt wel worden uijtgedaen en versorgt, en geen uijtgedoofde koolen anders laten staan dan in de ordinaire kopere doofpotten, en die niet anders zetten dan op steenen vloeren of ijsere platen.

Artic : 12. : Zal geen kolen mogen verkopen nog vereeren dan die wel en ten eenemaal zijn uijtgebrandt, en geen half verbrande turven voor gedoofde kolen leveren.

Artic : 13. : Zal voorts sorgedragen dat de schoorsteenen, tot voorkominge van ongeluken, op sijn tijdt wel werden geveegt en schoon gemaakt, en sig meer schikken omtrent de noodzakelijkheijd na t veelvuldig en gestadig vuren dan na een vaste schikkinge, die anders mogte plaets hebben.

Artic : 14. : Zal ook de straten en 't sogenaemde pleijn, zo voor als bezijden 't stadhuijs van allen onkruijd, en vuijligheijd doen zuijveren en schoonhouden, en deselve so dikwils laten veegen en schrobben als de tijdt en zaaken verijschen.

Artic : 15. : Zal wel toesien dat 't hek beneden aen de trap, en de deuren en luijken van de secretarie en verpomdings camer dagelijks na 't aflopen van de zaken aldaar, werden gesloten, en geen toegang tot deselven van niemandt permitteren, dan die aldaar 't sij ampts of beroeps halve moeten wesen.

Artic : 16. : Wanneer eenig collegie ofte vergadering, het sij op de laeste dag van 't afgaande, ofte op de eerste dag van het aen gevangene nieuwjaars of op eenige andere tijden in 't jaar, op het stadhuijs te samen komt, en haer daeromtrent eenige zaken te doen ofte versorgen werden aenbevolen, zo zal sij wel hebben te letten dat de ordres deswegens aen haer gegeven na behoren werden nagekomen en uijtgevoert.

Artic : 17. : De Conchergie zal de personen tot het werk van 't stadthuijs behoorende, en onder haer directie en opsigt staande wel observeren en nagaan, wel toesiende dat door deselve in alles een goede ordre werdt gehouden en de menagie betragt, en wanneer deselve meer dan eenmaal door haer vermaent sijnde, in het een of ander haer pligt en de ordre quamen na te laten of te buijten te gaan, so zal sij daerover sig hebben te beklagen en te addresseren daer enso het behoort.

Artic : 18. : De Conchergie zal moeten woonen in 't stadhuijs in de vertrekken ten dien eijnde geschikt en aldaer hebben vrij huur en ligt en zal voor tractament genieten een somma van hondert negen guldens te betalen bij den Thesaurier deses stads op ordonnantie van Heeren Burgermeesteren en voor 't schoon maken van 't stadhuijs hondert dertig guldens, voor de kleijne kerck seven en sestig guldens en seventien stuijvers, voor 't grootschool vijf en twintig guldens, makende dese drie laeste posten te samen 222 - 17 - .. en voor emolument 't geen bij de laeste overledene Conchergie is genoten.

Artic : 19. : De Conchergie zal gehouden wesen aen sig om dese instructie met eede te beloven na te sullen komen, als mede te doen den eed van suijvering.

Artic : 20. : d'Heeren Burgermeesteren houden aen sig om dese instructie sodanig te amplieren, altereren en elucideren als na bevind van zaken zulken vermeenen te behoren.