Zuidertoren

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken
Zuider-Kerk en Toren Straat te Enkhuizen 1726
Zuidertoren met een enkele wijzer op de wijzerplaat en het jaartal 1872. / Let op de Q voor het gebruik in de nummers 5, 6, 7 en 8.
Zuidertoren met een enkele wijzer op de wijzerplaat en het jaartal 1872. / Let op de Q voor het gebruik in de nummers 5, 6, 7 en 8.

Geschiedenis

  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen : 1450 ; Zij braghten dat treffelijk stuks werks binnen twee jaeren tijdts van den grond af, tot de tweede snijding toe, te weeten in de jaeren 1450 en 1451 : in 't jaer 1453 tot de derde insnijding, daer de kantsteenen of hoekpijlaers staen ; daernae in 't jaer 1458 tot boven de klokgaeten. Toen wierdt se voor 't inwateren met een laege kap gedekt, in forme als de toorn van Bovencarspel. De grondt daer men den op boude was, soo d'oude luiden getuigen, een hardt en vast sandt, dat sich uit de suidersee tot hier toe strekte. Dienvolgens heeft men hier geen paelen geheidt, gelijk gemeeenlijk in de Hollandtsche weeke gronden geschiedt, maar op d'aerde neder gemetseld. De Waek - klok die men Johannes noemde, en nu savonts luidt, wierdt in den jaere 1459 gegoten, de groote luidtklok, Roelandt genaemd, in den jaere 1506 ; en de tweede groote klok, genaemt Maria in den jaere 1509 ; de groote brandtklok, Salvator die men boven de loode solder hong, in den jaere 1523. In den jaere 1518 begost men het steenwerk op te haelen tot den eersten ommegank, en de houte spits op te rechten : in den jaere 1524 is het speelwerk in den toorn gebraght, en in den jaere 1525 de spitse voltooid : doch 's jaers daer aen op kosten van den pastoor Simon Blaeuhulck met loodt bekleedt, gelijk ook van zijn geldt, bij uiterste wille daertoe besprooken, omtrent het jaer 1533 de appel op de spitse met koper gedekt is.
  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen : 1518 ; Sij gingen dan terstondt aen 't werk en trokken de tooren met steenwerk op, tot aan den eersten trans of ommegank : daerna wierdt de spitse voorts van hout gemaekt, en bekleedt, maer seer langsaem, en na verloop van verscheide jaeren ; nadien men 't bouwen somwijlen moest staeken bij gebrek van geldt, of hulpe. Men hadt hier een toren begonnen en niet eerst de kosten, en het geene dat tot het volmaeken noodig was, overgerekent.
  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen : 1526 ; Tot desen tijdt toe was de spitse des toorns van St. Pancras kerke noch onbekleedt en ongedekt, en de kerke door het timmeren des torens, nae 't verkopen van al haere landerijen en goederen, soo verarmt, dat dit werk geschapen stondt nooit voortgank te sullen hebben; maer de Pastoor deser kerke, Simon Blaeu-hulk, bragt met het verkopen en vrijwillig opdragen van sijne meeste goederen te weeg, dat het houtwerk en de twee solders met loodt wierdt gedekt
  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen : 1531 ; In dit selve jaer reisde Heer Simon Blaeuhulk, Pastoor van St. Pancras kerke, naar Jerusalem, om, volgens de devotie van dien tijdt, het graf des Heeren te besoeken. Des hadt sijn meeste middelen om het hout van de spitse van den toorn van St. Pancras kerke met loodt te bekleden, in den jaere 1526 te kost geleidt, en verkocht nu, als hij de reise naer Palestijne zou aengaen, noch seker hof staende op de Oude Doelen voor drie hondert gulden, onder voorwaerde dat de kooper niet sou betaelen ten waere hij sijne reise voltrok en levendig t'huis keerde: 'T geen niet geschiede; want in 't wederkeren van Jerusalem stierf hij tot Venetië in 't volgende jaer 1532. Ook wierdt hij aldaer ter aerden gebragt, en op sijn graf gehouwen, nevens sijn wapen, of merk: Hier leit begraven Simon Blaeuhulk van Enkhuijsen. Op sijn doodtbedde begeerde hij bij uiterste wille, dat men den appel van de spitse van den tooren der Pancras Kerke, die eerst doorluchtig was, met koper sou overtrekken, en dicht maken; en daertoe gebruiken, sekre penningen, die hem van 't bisdom van Uitrecht quaemen. Tot dien einde wilde hij dat sijne vrienden op sekren dag, bij hem genoemt, naar Uitrecht souden reisen om dat geldt in te vorderen. 'T geen sij deden met seer grooten ijver, want hoewel het weder op den gemelden dagh seer ongestuimig en bijna niet reisbaar was, nochtans togen sij ter selver tijdt te voet naer Uitrecht, en besorgden t geen 'er vereischt wierdt tot voldoening van sijn uiterste will. Ook lieten se kort daerna den appel der spitse volgens sijn begeerte beslaen.
  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen : 1595 ; In dit jear werdt de toorn der Suiderkerk, die boven wel ses of seven voeten overhing, met groote behendigheit en konst recht geset : Men hadt hem onder doorbikt, en daer hout ingewikt.
  • 12 november 1670 : Ommeloop aan de Zuijdertoorn om in plaatse van desen, die seer vervallen is, en gerepareert sal moeten werden, is de selve in omvrage gebracht oft volgens 't voorsz. model gevolght en den omloop daar na van hout sal werden gemaackt, en is verstaan den Hr. fabrijck daartoe te authoriseren.
  • 9 november 1737 : Uurwerken in de Dommedaris en Zuijder Toorn. Welgemelde heer primier burgermr. heeft ter vergadering gerapporteert dat 't uurwerk in de Dommedaris thans gerepareert zijnde, bij inspectie en examinatie van 't selve, was bevonden compleet en in een goede staat gebragt te zijn, de heeren burgermeesteren vervolgens hadden laten inspecteeren het uurwerk in de Zuidertoorn, dat daar op aan de heeren Burgermeestren was getoont de slegte toestandt van 't selve, daar inne bestaande dat 't selve seer defectueus, en bij na ten eenemaal verloopen, bevonden was, waardoor groote kosten daar aan moeten werden geimpendeert, en nog een ruijm tijt met repareeren soude aanlopen. Waarop is goed gevonden en verstaan de Heeren Burgermeesteren te versoeken en te authoriseeren om voors. uurwerk op de spoedigste bequaamste en menagieuste wijze te laten repareren, en weder gaanbaar doe maken.
  • 29 april 1748 : Het kruijs van de Z. Toorn aanbesteed ; hebben de Heeren Burgermeesteren en Regeerders der stadt Enchuijsen aan Hendrik Blikkenhorst aanbesteet het maken van een nieuw kruijs op de Zuijder Toorn, en is het zelve bij hem aangenomen voor arbeijdsloon voor een somma van f. 36-00-00
  • 22 juni 1871 : Bij gelegenheid der vernieuwing van het kruis op den Zuidertoren maakt men opmerkzaam op de stadsrekening van het jaar 1748, waaruit het volgende blijkt.
    • Meij 18. Betaald aan Dirck Janz. Wester voor het afnemen en weder opsetten van het kruis en de Haan van de Suijdertooren hem in desen jaere benevens het repareeren van het koper, maken en afbreken van de stellingen als arbeitsloon voor sijn knegts en aanbesteet voor een somma van f. 90.-
    • Junij 28. Betaald aan Hendrick Blickenhorst voor het maken of verdient arbeidsloon aan het kruis op den Suijdertooren in deezen jaere f. 36.-
  • 27 juni 1872 : Gister avond is onze stad aan een groot en dreigend gevaar gelukkig ontkomen. Ongeveer te 7 uur verspreide zich van mond tot mond het schrikwekkend bericht, dat de Zuidertoren in brand stond, en werkelijk behoede de blik zich slechts daarheen te wenden om aan de vlam en den rook te bespeuren dat dit bericht waarheid behelsde. Naar men zegt, was de brand door het inslaan van den bliksem ontstaan, hetgeen te waarschijnlijker was, daar juist op dat oogenblik een vreeselijke donderbui zich vlak boven onze stad ontlastte. Gelukkig dat het gevaar nog tijdig ontdekt werd en dat zich juist nog werklieden in den toren bevonden, die tot blussching van het vuur de krachtige hand konden leenen. Wat zou er misschien van een groot gedeelte onzer stad geworden zij, indien hetgeen nu gebeurd is in den nacht had plaats gehad ?
  • 18 september 1909 Enkhuizer Courant : 22 April 1908 werd een begin gemaakt met het herstellingswerk aan den Zuidertoren alhier. Nadat de omheining van het werkterrein op het Schoolplein, de opzichters keet en de reuzenstelling om den toren gereed waren, kon begin Juni de arbeid aan den Toren worden aangevangen. De oude peer op den toren is door een geheel nieuwe vervangen, (waaraan alleen aan koper 60 M2 verwerkt werd) en kwam einde October gereed. Dit werk werd opgedragen aan en uitgevoerd door onzen stadgenoot den koperslager Th. Horsman. Begin December was het werk tot den tweeden omloop klaar en kon het bovensteigerwerk worden weggenomen. Tijdens de wintermaanden werd de arbeid aan den toren gestaakt en werden inmiddels onderdeden in de werkplaatsen gereed gemaakt, o.a. in de steenhouwerij alhier het zandsteenwerk voor de balustrade enz. Met frisschen moed werd liet werk begin April 1909 hervat en allereerst de houten balustrade om den eersten omloop weggebroken. De nieuwe sierlijke balustrade met de daaronder staande pinakels is toen gereed gekomen en hebben we al eenigen tijd kunnen bewonderen. Dezer dagen zijn de nieuwe uurwerk-wijzerborden afgewerkt, waarop de cijfers in antomonie goud schitteren, en waarop gistermorgen de wijzers waren aangebracht. Op de borden ten Z. en N. van den toren staat 1524, het jaartal waarop de torenbouw ondernomen werd en op die ten O. en W. 1909, dat der restauratie. Binnen enkele dagen komen de nieuwe keurig afgewerkte eikenhouten deur en het lichtraam daarboven, gemaakt van oud vensterglas gevat in lood, bloot. Als dan al les is opgeruimd kunnen wij het geheel aanschouwen en zal men moeten getuigen dat een reuzenwerk in onze goede stad vol bracht is. Dat alles is geschied naar het plan en on der directie van don architect den heer U. J. van der Meulen, bijgestaan door de bouwkundigen de heeren A. A. Versluijs en J. Th. Hoogendijk. De aannemers de heeren R. K. Koppen en Zoon te West-Graftdijk hebben het werk, waaraan heel wat gevaar verbonden was, op voortreffelijke wijze weten uit te voeren, zoodat tot heden geen enkel ongeval voorviel, dank zij ook de goede zorg van den onderbaas den heer A. Beeldman.

Klokkenisten