Noorder Havendijk

Uit Bibliotheca Enchusana
Versie door Willem (Overleg | bijdragen) op 4 mrt 2023 om 23:12

Ga naar: navigatie, zoeken

Geschiedenis

  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen - 20 april 1412 : Ontrent desen tijdt maekten die van de stadt volgens het verlof dat se van den Grave verkregen hadden twee sluisen in haeren havendijk, ten deele tot gerijf der huisluiden, en ten deele om schuuring door de stadt te brengen. D'eenewierdt geleidt onder de beuls brugge, nu het spuy voor Kreupels steijger : d'andre tusschen den Noorder Havendijk, en de Kernemelk - sluis. Daer wierdt ook een overslag of overtrekker geleidt daer nu de Waegstraet is ; want toen liep het binnenwater ten einde van de straet tot aen de Noorder havendijk, daer het stuitte. De Noorder en Suider havendijk waeren toen nog niet van den anderen gescheiden, en de haven liep rechtdoor. Men leide te dier tijdt noch een houte brugge recht voor de Koomenstraet, strekkende tot aen 't begin van de Westerstraet. Onder de selven wierden schut - of spuy deuren gestelt, om door dat middel de haven te suiveren. Want een van beide de sluis - deuren op het Suidt of Noordt openende, de andre sluitende, en 't water inlaetende tot dat de eene helft der haven vol was, soo liet men dan de middel - deur haestelijk opendoen, en 't water schielijk deurschuuren, tot groote verversching en suivering der stede.
  • 27 december 1725 : Gelesen zijnde de requeste van eenige burgers wonende op de Noorder Havendijk binnen dese Stadt waar bij te kennen geven dat de selve soodanig is vervuijlt dat hij anders niet is dan een volslagen modderpoel, en om andere redenen in gemelde requeste wat versoeckende dat wel agtb. de voorn. vaart gelieven te laten dempen ende selve vervolgens bestraten ofte soodanig anders te voorsien als wel agtb. naar ..... van saken sullen bevinden te behoren. Waar op gedelibereert zijnde is goedgevonden en verstaan het voorst. requeste te stellen in handen van heren Commissarissen uijt desen agtb. vergadering te nomineren, omme het selve te examineren en de heren Burgemeesteren en Vroedschappen te dienen van een hare consideratien en advijs.
  • 15 mei 1726 : Is ter vergadering gelesen het advijs bij de Heer Hero Baanman raad en oud Premier Burgermr. en andere heren commissarissen uitgebragt op twe requesten : het ene tot dempinge van de Noorder Havendijk en het bestraten van dien, en het ander tot het dempen van t Verlaat, luidende het voorst. advijs als volgt:
    • De heren Commissarissen ingevolge en tot voldoeninge en tot voldoeninge van de resolutien commissorial van de achtb. vergadering van den 27 december des voorledene jaars 1725 en van den 26 april dezes jaars 1726 met anderen hebbende geëxamineert de twe destincte requesten de ene gepresenteert bij enige burgers wonende op de Noorder Havendijk, en verzoekende, dat die vaart mogte werden gedempt en vervolgens bestraat, de andere gepresenteert bij enige buren wonende beneden het Verlaat, en verzoekende, dat de vaart van het Verlaat af, tot aan de stenen pijp bij de Bruinvis, mede mogte werden gedempt en bestraat, zouden ( onder verbeteringe ) van advijze zijn, dat met relatie tot het verzoek van de eerste supplicanten het zelve aan hun geaccordeert en de vaart van de Noorder Havendijk, vermits de zelve niet alleen aan de weder zijdze wallen en muren zeer is vervallen, maar ook met allerlije onreinigheden zoodanig vervult, dat daar door aan de Supplicanten een overdragelijcken stank werd verwekt, behoorde te werden gedempt, en van de vis afslag af, tot aan het Noorderspuij toe dat, ten einde het gem. dempen behoorlijk mogte werden gedaan, zij heren Commissarissen wel in overweginge hadden genomen, of zulx niet op ene gevoeglijke wijze zoude kunnen werkstellig gemaakt ? , t zij met uit de kom van de Noorderhaven ( na alvoorens afgedamt en droog gemaakt zijnde ) 4 a 6 voeten specie te spitten, en die dan met wagens in de vaart van de Havendijk te doen kruijen, t zij met de zelve te vullen met puijn of andere specien te halen met karren of kruijwagens van agter de hangen of andere gelegene plaatzen  : dog gemerkt, dat er, met op deze manieren te dempen zeer zware en extraord. kosten zouden werden gemaakt, vermeerden zij heren Commissarissen der halven, dat men van het dempen in voorst. voegen behoorde af te zien, en gem. vaart laten vullen met al zoo veel lasten zand als de jegenwoordige zandhaalders gedurende dezen jare voor rekeninge van de Stad, zullen komen opte halen, als wezende bij het laatste contract met haar gemaakt geconditioneert, dat het zand zullen moeten kruijen op zoodanige plaatzen, op welke het deze regeeringe zal goedvinden te ordonneren, dat men middelerwijle, voor het intrest van deze stad, de twe zijd muren van de vaart, in vier perceelen, openbaarlijk behoorde te laten veilen onder conditie, dat de kooper dezelve op eigen kosten, en binnen de tijd van 14 dagen zal moeten weghalen maar ten reguarde van de laaste supplicanten haar verzoek, waren zij heren Commissarissen van die gedagten, dat het zelve haar bij provisie behoorde te werden afgeslagen, uit oorzake, dat niet alleen de twee zijdmuren, van die vaart nog zijn in zoodanigen completen staat, dat geen de minste verval daar aan is te zien, maar dat ook die vaart zoodanig niet en is vervuilt, of dezelve kan, met het daar uit doen halen van enige schuiten met modder en het repareeren van de binnen schoeijing van het Verlaat, nog veele jaren van een behoorlijk gebruik wezen. Dog refereren opgem. heren Commissarissen haar niet te min tot de nadere dispositie en hoogwijze consideratien van de heren hare Commissarissen aldus geadviseert op den 13 maij 1726.
  • 15 oktober 1727 : De Heer premier Burgermeester Mr. Simon Haak heeft ter vergadering gecommuniceert en in de zelve doen lezen een advijs bij de Heer Hero Baanman en andere Heren Commissarissen uit deze achtb. vergadering beneffens de Heer thezaurier uitgebragt, hebbende geëxamineert wat thans verder met de reets gedempte Noorderhavendijk en de tegenwoordige vis afslag zal dienen te worden gedaan. Luidende gemelde advijs als volgt:
    • De Heeren Hero Baanman en andere Heren Commissarissen ingevolge de appoinctementen van de Heren Burgermeesteren van den 26 maij laastleden, met en beneffens de Heer thezaurier Lucas Westwoude, hebbende overwogen wat thans verder met de reets gedempte Noorderhavendijk en de tegenwoordige vis afslag zal dienen te werden gedaan, en of men dezelve Noorderhavendijk zal behooren te bestraten en met bomen te beplanten, en op welke gevoeglijkste tijd en ( mesnagieuste ) wijze zulx zoude kunnen geschieden, en daar over gehoort niet alleen de tegenwoordige visafslager, maar ook alle die gene die daar bij zijn geintreseert, zouden ( onder het hopentlijk welgevallen van deze Achtb. vergadering ) vermenen, dat men voorts behoorde te laten presenteeren aan de meest biedende te verkoopen de vleugels en het verwelfzel van de stenen pijp op het noordeinde van de Noorderhavendijk, om de zelve met alleen tot een gelijke hoogte met de kruijn van de Donkerstraat en Vissersdijk aftebreken maar ook 3 a 4 voet uit de grond weg te nemen en alles na behooren te slegten. Dat men van gelijke behoorde te verkoopen de oude en thans blootleggende stenen wallen aan weerzijden van de Noorderhavendijk beneffens de vleugels aan weerkanten van de tegenwoordige vis afslag, om dezelve mede 3 a 4 voeten uit de grond weg te graven en daar door het ongelijk zakken van de te leggene straat voor te komen, dog in gevalle de gem. verkoopinge niet en mogten doorgaan dat men als dan het zelve werk op het ( mesnagieuste ) aan de minst aannemende behoorde te doen besteden. Dat men vervolgens behoorde te laten maken een nieuwe schoeijing van de zuidkant van de watergang voor de huizen van schipper Jacob Pietersz. tot op de hoogte van de zuidzijde van het twede straatje benoorden de Vissersdijk, lang vijf roeden en hoog 3 voeten boven het gemene tij volgens de daar toe reets geslagene paaltjes. Dat men alzoo de voorst. van boven open zijnde pijp en nieuw geslagene schoeijing met de gereedste en bequaamste spijzen behoorde te laten opvullen en aanglooijen dat men als dan het gansche terrain tussen de huizen staande aan de oost en westzijde van de Noorderhavendijk na dat alvoorens door de jegenwoordige zandhaalders tot boven de aldaar geslagene paaltjes, of anders met het noodige zand zal wezen aangevult, zouden behooren te bestraten met vlakke goten bij de huizen langs, waterende uit het noorden na het Verlaat en dat de zelve bestratinge met 12. 13. a 14. duim vallens of ..... behoorde te geschieden. En waren zij Heren Commissarissen verders van sentimente dat men met het planten der bomen zoo lange behoorde te ( superideeren ) tot dat het nader aan te brengene zand behoorlijk zal wezen uitgeverst, en dat men ook de jegenwoordige vis afslag in statu quo behoorden te laten, immers bij provisie zoo lang als het werk bij het Noorder Spuij zal wezen afgedaan. Dog refereeren ..... Heren Commissarissen haar niet te min tot nadere en wijzere dispositie van de Heren hare Committenten. Aldus geadviseert op den 4 augustus 1727.

Opmerkingen

  • In het boek Tussen Hel en Vagevuur, blz. 52 staat geschreven : De demping van de Noorder Havendijk vond plaats in de tweede helft van de 18e eeuw.
    • Deze aanname is onjuist.