Groenlandse Pakhuis

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken

Geschiedenis

  • 15 augustus 1696 : Gelesen sijnde het advijs van de Heren Comm. uijt dese agtb. vergad. uijtgebraght over het opnemen en verdiepen van de Z. Havendijck, daar heengaande, dat sij Heren Comm. van advijse waren geweest dat het verdiepen van de Z. Havendijck behoorde te werden besteet aen de minst aennemende, in drie parken, beginnende van 't Spuij af. Dat de aennemers ijder haar aengenomen parck behoorden uijt te spitten op de diepte van negen voeten, 2 a 3 voeten van de wal af gereeckent na de hooghte van de kruijn van de straat, en de materie met kruijwagens moeten brengen in de modderschuijten voor den dam leggende, die den aennemer tot sijnen laste ijder voor sijn parck soude moeten slaan. De materie in de modderschuijten gebraght sijnde, den aennemer de selve sal moeten brengen en lossen bij 't Groenlantsche pachuijs aen de Nieuwe Dijck of op so danige andere plaatsen aldaar, als nader bevonden sal werden te behoren en dat tot betalinge van de onkosten van 't voorst. werck de eijgenaars van alle de huijsen soo aen de oost als westsijde van de Z. Havendijck, mitsgaders van de huijsen aen de westsijde van de Breestraat van 't Dijckstraatje tot aen de Herme Jansz. steegh eenige uijtwateringe in de Havendijck hebbende behoorden van ijder voet breete van hare huijsen te contribueren ses stuijvers. Dat de eijgenaars van alle de huijsen eenige uijtwateringe in de Havendijck hebbende, en gelegen aen de westsijde van de Breestraat van Harme Jansz. steegh tot de Comenstraat de zuijdsijde van Comenstraat, de oostsijde van de Nieuwe straat mitsgaders de huijsen in de Herme Jansz. steegh, Boeckebindersstraat, Romeerstraat de noortsijde van het Dijckstraatje, behoorden te contribueren voor ijder voet breete van hare huijsen drie stuijvers en dat te kort moghte komen uijt de stadts cassa behoorden te werden gesuppleert waar op gedelibereert sijnde is goetgevonden de Heren Comm. te bedancken voor genomene moeijte, en het voors. uijtgebragte advijs bij provisie te amplecteren, behoudens noghtans de vrijheijt van de agtb. vergad. ingevalle ijets considerabels in 't besteden van het werck mogte opkomen, sodanigh te resolveren als men ten dienste van de stadt en ingesetenen menen te behoren.
  • 14 april 1703 : Op het te kennen geven van de fabrijckmr. dat het onmogelijck is het zandt van de plaat te vercoopen tegens 16 stuijvers per last, is naar voorgaande deliberatie goetgevonden en verstaan, de fabrijckmr. te qualificeren het zandt het geene op de werf leght te mogen vercopen tegens 12 stuijvers en van het geene aen de binnencant van het Groenlantse Pachuijs leght tegens elf stuijvers per last , mits dat die geene, die het sullen afhalen het selvige laden op de ( roos ) van Haarlem en Amsterdam.