Zuider Havendijk

Uit Bibliotheca Enchusana
Ga naar: navigatie, zoeken
De Zuider Havendijk in Enkhuizen, Cornelis Springer, 1868

Geschiedenis

  • Historie der vermaerde zee en koopstadt Enkhuisen - 1552 : Behalven de sorge en 't ongemak wegens den oorlog met de Francoisen, was de stadt te deser tijdt in groote twist met het dorp van Westwoude en andre dorpen van Drechterlandt; ter saeke van het leggen van seker sluisken of verlaet voor de suider-haven-dijk, nevens het 't arme gasthuis, om het water bij somertijde te mogen ververschen, en de stank, daer de stadt mede gequelt wierde, weg te nemen.
  • 19 oktober 1585 : Is geresolveert dat men keure maken sal opt straten van de Hooge en Leege Havendijck.
  • 14 september 1668 : De Heren Schout, Burgemeesteren en Schepenen des stadts Enchuijsen hebben gekeurt en geordonneert, keuren en ordonneren bij desen dat de Zuijder havendijck aan de west sijde van de Nieuwe Straat suijt op tot aan de eerste steenen sluijs op genomen en weder herleijt sal werden op de selve manier en met de selve steen als tegenwoordich is leggende, en sijn tot opsienders gestelt Frans Kartsen, Jan Reijnersen en Pieter Albertsen.
  • 1695 : De Heeren Schout Burgermeesteren en Schepenen des stads Enchuijsen hebben gekeurt en geordonneert keuren en ordonneeren bij desen dat alle de wallen aen weerkanten van de Zuijder Hooge en Lage Havendijk door de eijgenaers sullen moeten werden gerepareert en op gemaekt binnen den tijdt van vijf en twintigh dagen beginnende met den 21 van dese maant october en eijndigende met den 15 november 1695 daar aen volgende op Pene dat de wallen van die gene die bevonden sullen werden in de voorsz. tijdt naar behooren niet gerepareert en opgemaekt te sijn door den Hr. Officier sullen werden gerepareert op dubbelden uijtlegh sullende de schouw daar over bij de Heren voornoemt gedaan werden op den 16 november aenstaande. Aldus gekeurt bij de Heren Schout, Burgermeesteren en Schepenen voornoemt .....
  • 15 augustus 1696 : Gelesen sijnde het advijs van de Heren Comm. uijt dese agtb. vergad. uijtgebraght over het opnemen en verdiepen van de Z. Havendijck, daar heengaande, dat sij Heren Comm. van advijse waren geweest dat het verdiepen van de Z. Havendijck behoorde te werden besteet aen de minst aennemende, in drie parken, beginnende van 't Spuij af. Dat de aennemers ijder haar aengenomen parck behoorden uijt te spitten op de diepte van negen voeten, 2 a 3 voeten van de wal af gereeckent na de hooghte van de kruijn van de straat, en de materie met kruijwagens moeten brengen in de modderschuijten voor den dam leggende, die den aennemer tot sijnen laste ijder voor sijn parck soude moeten slaan. De materie in de modderschuijten gebraght sijnde, den aennemer de selve sal moeten brengen en lossen bij 't Groenlantsche pachuijs aen de Nieuwe Dijck of op so danige andere plaatsen aldaar, als nader bevonden sal werden te behoren en dat tot betalinge van de onkosten van 't voorst. werck de eijgenaars van alle de huijsen soo aen de oost als westsijde van de Z. Havendijck, mitsgaders van de huijsen aen de westsijde van de Breestraat van 't Dijckstraatje tot aen de Herme Jansz. steegh eenige uijtwateringe in de Havendijck hebbende behoorden van ijder voet breete van hare huijsen te contribueren ses stuijvers. Dat de eijgenaars van alle de huijsen eenige uijtwateringe in de Havendijck hebbende, en gelegen aen de westsijde van de Breestraat van Herme Jansz. steegh tot de Comenstraat de zuijdsijde van Comenstraat, de oostsijde van de Nieuwe straat mitsgaders de huijsen in de Herme Jansz. steegh, Boeckebindersstraat, Romeerstraat de noortsijde van het Dijckstraatje, behoorden te contribueren voor ijder voet breete van hare huijsen drie stuijvers en dat te kort moghte komen uijt de stadts cassa behoorden te werden gesuppleert waar op gedelibereert sijnde is goetgevonden de Heren Comm. te bedancken voor genomene moeijte, en het voors. uijtgebragte advijs bij provisie te amplecteren, behoudens noghtans de vrijheijt van de agtb. vergad. ingevalle ijets considerabels in 't besteden van het werck mogte opkomen, sodanigh te resolveren als men ten dienste van de stadt en ingesetenen menen te behoren.