Aan mijne stadgenooten: verschil tussen versies
Uit Bibliotheca Enchusana
(Eén tussenliggende versie door één gebruiker wordt niet weergegeven) | |||
Regel 30: | Regel 30: | ||
{{bron|1= | {{bron|1= | ||
− | :*[https://books.google.nl/books?id=zESGHAAACAAJ&dq=Duyvensz&hl=nl&ei=jS_xTNbdEoiCOteljMYK&sa=X&oi=book_result&ct=result&redir_esc=y] | + | :*[https://books.google.nl/books?id=zESGHAAACAAJ&dq=Duyvensz&hl=nl&ei=jS_xTNbdEoiCOteljMYK&sa=X&oi=book_result&ct=result&redir_esc=y Aan mijne stadgenooten]. |
− | + | ||
− | + | ||
− | + | ||
− | + | ||
− | + | ||
− | + | ||
− | + | ||
}} | }} | ||
[[Categorie:Boeken over Enkhuizen]] | [[Categorie:Boeken over Enkhuizen]] | ||
[[Categorie:Transcripties]] | [[Categorie:Transcripties]] |
Huidige versie van 25 jan 2024 om 12:39
Colofon
- Enkhuijzen 18 april 1815.
- Auteur J. Duyvensz.
- Uitgever J. over de Linden, 1815.
- Lengte 8 pagina's.
Aan mijne stadgenooten
- Naauwelijks hadden wij ons Volksbestaan weder herkregen, naauwelijks zagen wij de vrede in Europa algemeen hersteld en hadden het vervrolijkend vooruitzigt van niet alleen stil en gerust onder eenen beminnenswaardigen Vorst te mogen leven; maar ook, om onzen koophandel en scheepvaart weder te zien bloeijen en daar door al het vervallene te zien herstellen, of hij, onder wiens juk wij zoo lang gekromd hebben moeten gaan, die ons zulk eenen geruimen tijd heeft uitgezogen en ons goed en bloed heeft ontroofd, waagt het andermaal om onze rust, ons geluk, onze goederen, onze vrijheid, ja! wat zeg ik, ook ons leven te ontnemen, en bij deze ontzettende allezints gewaagde, en wanhopende onderneming van den ontmenschten Dwingeland, BUONAPARTE, waag ik het mijne hand op het papier te stellen en onderneem niet uit hartstogt maar louter uit bezef van pligt, om te trachten, met de voor mij meest berekende wapenen, mijn dierbaar geredde vaderland te behouden en alzoo in dit gewigtig oogenblik van algemeene wapening en bij gelegenheid van de aanstaande belangrijke loting voor de Landmilitie en nieuwe regeling der Schutterijen, een eenvoudig woord van opwekking en aanmoediging U toetevoegen.
- Van het oogenblik af, dat onze onderdrukkers wegvloden en onze wettige Vorst weder den vaderlandschen bodem betrad, zagen wij de heerlijkste dageraad van verlossing en zegen aanbreken; een Vorst met ons in hetzelfde land geboren en opgevoed, met onze taal, zeden en gewoonten bekend, was dadelijk overtuigd van onze opregte vaderlandsche gevoelens en de onvermoeide inspanning, waar mede hij door het nemen van zoo vele heilzame besluiten, alle oogenblikken in onze behoeften en noden voorzag, was voor ons een gewisse waarborg van zijne gehechtheid aan ons en deed ons eendragtig besluiten, van liever alles opteofferen, liever op het voetspoor van onze brave voorvaderen ons goed en bloed veil te hebben en onder de puinhoopen onzer Steden, in de standvastige en heldhaftige verdediging voor de vrijheid en onafhankelijkheid van ons land te sterven, dan om hetzelve op nieuws door de roofzugt van de grootste overweldiger, waar van de geschiedenis ooit heeft gewaagd, te zien uitplunderen; want dat ik hier niet te veel zegge, heeft zoo wel uwe welwillendheid en' medewerking tot wapening in het oogenblik der omwenteling en uwe hulpvaardigheid tot de uitvoering van het wijze besluit van onzen Vorst, met betrek king tot de Landmilitie, als uwe ruime vrijwillige bijdrage, waar mede gij tot redding van ons Vaderland 's Lands Schatkist hebt willen stijven, ten volle bewezen.
- Deze wet nu van algemeene volkswapening bestaat nog, zij is niet even als te voren onder het willekeurig bestuur van den Franschen Keizer gegrond op wantrouwen, ruwheid, heerschzugt of geweld, neen! op het voorbeeld van naburige Rijken daargesteld, maar onze geaardheid en zeden gewijzigd en zoo wel wat de Landmilitie betreft, ten opzigte van de vrijstelling als de plaatsvervanging, aan het voorschrift van billijkheid en onpartijdigheid getoetst, verzekerd zij ons bij een getrouwe aanhoudende medewerking, van zulk eene nuttige inrigting, het behoud van ons Volksbestaan, van onze Vrijheid en Onafhankelijkheid, ja! ook vooral van onzen Godsdienst, waar voor onze Voorouders tachtig jaren lang, zoo heldhaftig gestreden hebben.
- En daar nu ons pas herboren Vaderland, weder door denzelfden overheerscher, als ons te voren aan de zwaarste ketenen vastklonk, wordt bedreigd, is ons gemeenschappelijke belang, dat wij eenparig en plechtig jegens hem onverzoenlijken haat zweren, dat wij in persoon of door milde en ruime bijdragen en opofferingen, van onze geliefkoosde eigendommen, toonen voor het behoud van ons Vaderland en van onzen geliefden Koning alles veil te hebben en veel eer den laaststen druppel bloeds prijs te geven, dan te gedoogen, dat de Korsicaansche overweldiger ons weder tot zijne slaven maakt.
- Te wapen dan, mijne Stadgenooten! om voortekomen dat uwe kinderen niet van gebrek omkomen, of door eenen vreemden overheerscher gedwongen worden, in buitenlandsche gewesten, voor zijne geweldadige dwingelandij ter slagtbanke gevoerd te worden; wij hebben immers allen, van de grootste tot de kleinste, van de aanzienlijkste tot de geringste, de voordelen van eene aanvankelijken vrede, reeds bijkans één jaar lang genoten; wij hebben den koophandel reeds zien ontluiken en onderscheidene andere takken van bestaan zien herleven; wij vooral ondervonden in de ruimste mate de edelmoedigheid van onzen beminnenswaardigen Vorst in de teruggave van het regt der Tonnen en Baken, het welke wij meer dan twee eeuwen lang ongestoord hadden bezeten en het geen ons, ten tij de van geweld en overheersching, zoo wederregtelijk was ontroofd geworden; wij zien thans dagelijks, vol geladene schepen, onze havens binnenzeilen, die nu een jaar geleden ten eenenmale ontoegankelijk waren; wij gevoelden reeds van toen af de aangenaamfte gewaarwordingen in onze ziel, wanneer wij onze groote Visscherij, die tot het punt van hare gantsche vernietiging genadert was, weder als uit hare geboorte zagen voortkomen en ons het lekkerste banket uit de zee zagen aanbrengen; een menigte Timmerlieden, Touwslagers, ook Zeilemakers, Handelaren en bewerkers van kuipershout, Kooplieden in Zout en Hennip, zagen wij reeds vele voordeelen daar uit trekken; en welk een streelend vooruitzigt leverde het niet op, dat zoo vele vrouwen en kinderen, dat eene menigte menschen, door het breijen en boeten van netten, het verpakken van haring en anderen visch, weder een stuk brood zouden kunnen verdienen; en zoudt gij dan nu bij de herdenking van dat alles, uwe verdere blijde vooruitzigten kunnen opofferen, of immers de zekerheid van uw gerust bestaan, in de waagschaal willen stellen, door stil bij uwe haardstede te blijven, of door geene ruime bijdrage, van uwe bezittingen te doen, tot ondersteuning van hen, die hunne armen tot verdediging van onzen vaderlandschen bodem aanbieden? Neen! dit kan dit mag ik van niemand uwer denken; laten wij slechts het voorbeeld van weinige jaren ons herinneren, toen wij door tweedragt verscheurd, in onze eigene ingewanden wroetten en den vijand, onder schijn van volksgeluk, arm en pakend tot ons lieten komen; laten wij ons spiegelen aan onze Voorouders, bij de afschudding van het Spaansche juk; en laten wij, door ons nu bijtijds te wapenen, trachten voortekomen, dat het bloed niet even als toen, bij de verdrijving der Spanjaarden en hunne aanhangers langs onze straten strome, en zoo vele vrouwen, kinderen en moeders, als toen door hun geschrei, hunne smeekingen en bedreigingen, het allerverschrikkelijkste bloedbad, vruchteloos wilden afwenden, niet het slagtoffer worden van onze traagheid of besluiteloosheid; Te wapen dan nog eens mijne mede Ingezetenen! uw geluk, uw bestaan, uw aanwezen, dat van uwe vrouw en kinderen of naauwe betrekkingen hangt er aan, eene erkentelijke Burgerij zal dezelve in uwe afwezigheid beschermen, voeden en verzorgen en gij shelt na de overwinning, die met de Voorzienigheid in het oog en in het hart, niet veilen kan, vreedzaam, met het streelendfte vooruitzigt op voorspoed en welvaart in de armen van uwe vrouw en kinderen terug, die met elk en een iegelijk uwer Land- en Stadgenooten, u de onbeperkste liefde en achting voor altoos zullen toedragen, en die uwe namen in de geschiedboeken van ons Vaderland, der vergetelheid zullen ontrukken.
- En gij bloem des opkomenden geslachts! die slechts in de laatste oogenblikken, eenige weinige ontluiking van bloei en welvaart hebt kunnen zien, maar wiens vorige leeftijd, anders vol wederwaardigheden en wiens vooruitzigt in het toekomende, allerverschrikkelijkst was, gij zijt opgeroepen, om eerdaags volgens het verlangen van onzen wettigen Koning, door het lot te doen beslissen, welke van u, het jaarlijksche verschuldigde Contingent, voor de Landmilitie, thans zullen voltallig maken; ik zoude den naam van uwen Stadgenoot, voorzeker niet mogen voeren, indien ik durfden aarselen te denken, dat gij u niet gaarne, aan deze wijze en voorzigtige maatregel, van onzen geëerbiedigden Koning, zouden onderwerpen, of dat gij deze loting, hetzij regtstreeks, of terzijde, zouden willen tegenwerken, neen! ik houd mij te zeer verzekerd, van uwe overtuiging, omtrent het billijke en 'het noodzakelijke van eenen maatregel, door den Koning, zoo rijpelijk overdagt en wijsselijk beraamd; het geluk van uwen volgenden leeftijd, hangt immer ten vollen af, van het bestaan, of de vernietiging van ons Vaderland; Zoo lang het lot van Frankrijk niet beslist is en de verschrikkelijke overheerscher, van het Fransche volk, niet ten eenenmale vernietigd is, kunt gij geen vast ontwerp voor uw volgende leven uitdenken; begeeft u dus allen eensgezind en zonder eenige bijoogmerken, ter plaatse, alwaar uwe Regering, uit naam van onzen Koning, u eerdaags zal oproepen en laat het lot aldaar beslissen, wie uwer in die betrekking de wapenen zal aangorden; staat voorts op den eersten wenk, dien men u zal geven, gereed om voor uw Vaderland en geliefden Koning te strijden, pligt en liefde voor hun beiden gebieden het u, volgt als dan ook gehoorzaam de bevelen van de genen, die over u zullen zijn gesteld en onder het biddend vertrouwen op God, die ons eenmaal zoo wonderbaar gered heeft, keert gij na weinige jaren juichend en overwinnend, in uwen vorigen kring, met de meeste zelfsvoldoening en met de grootste aanspraak op de achting van elk, die braaf en vaderlandlievend denkt, tot de uwen terug.
- En gij Ouders! die uwen Zoon met de meeste geestdrift ziet bezield, om het Vaderland te bewaren voor nieuw geweld en overheersching, en die U alzoo wilt behoeden voor armoede en ellende, houdt uwe tranen van tederhartigheid toch terug, verblijdt U veel liever, dat uw Zoon niet voor eenen vreemden over heerscher, buiten s' Lands gedwongen wordt; maar dat hij slechts voor eenen korten tijd en voor eenen regtvaardigen zaak, de wapenen moet opvatten; als gij dit naar waarde bezeft, dan hebt gij alle gerustheid en te vredenheid in u zelven; gij hebt dan flechts met ons, uwe gebeden voor hem dagelijks ten hemel optezenden, om Gods hulp en alvermogende redding andermaal aftesmeeken, en Hij, die de ware aanbidders nimmer afwijst, zal dan gewis ook onze gebeden verhooren.
- Even als een liefderijk vader voor zijn talrijk huisgezin, niet alleen in hunne dagelijksche behoeften voorziet; maar ook op eene gepaste wijze voor de toekomst zorgt, indien soms buitengewone rampen of onheilen, hetzelve mogten treffen, even zoo goed en braaf handelt onze Koning, met ons, als zijne onderdanen, daar hij niet slechts zijne legers uitbreidt en vergroot, ten einde daar door den vijand van ons grondgebied te weeren en te beletten, dat hij onze rust en onze welvaart niet weder store, noch onze bezittingen, met onze kinderen, ons niet weder ontneme, maar ook, daar Hij, door het oprigten van Schutterijën, op de meest mogelijke wijze waakt, voor inwendige rust en zekerheid van personen en goederen en tevens zorgt, dat zoo onverhoopt de vijand doorbreekt en onzen bodem betreedt, wij den zelven hem dan, voet voor voet, kunnen betwisten, en niet dulden, dat hij in woede en wanhoop, even gelijk zulks het lot van Woerden is geweest, onze goederen ontrooft en het bloed der waardigste mannen, met dat van vrouwen en kinderen, als eene rivier, doe stromen; En gelijk nu een regtgeaard kind, met dankbaarheid zijnen vader bespiedt, om zijne verlangens te ondersteunen, en zijne zorgen voortekomen, even zoo is het ook onze dankbare pligt, om, zoo veel wij daartoe geschiktheid hebben, de wapenen aantegorden, ons in den wapenhandel te oefenen en ten allen tijde gereed te zijn, onzen vaderlijken grond te verdedigen of anders door ruime bijdragen, waartoe ons de gelegenheid binnen kort rijkelijk zal worden aangeboden en door opofferingen van een groot gedeelte onzer bezittingen en genoegens kragt en leven bijtezetten, om de belangrijke inrichtingen van algemene en stedelijke wapeningen dadelijk de beste uitwerking te doen hebben; en zoo wij dit eendragtig doen en mitsdien alle Godsdienstige en Staatkundige verdeeldheden uit ons midden verbannen, hebben wij uit de geschiedenissen van vroegere tijden en volkeren, allen grond van bemoediging, om te vertrouwen, dat eene natie, die alles aanwendt, wat tot deszelfs voortdurend bestaan, welvaart en bloei kan strekken, en die onder de besturing van eene goede en alvermogende Voorzienigheid, nog onlangs, zoo wonderbaar gered is, niet weder uit de lijst der volken zal weggenomen worden, maar dat zij met nieuwen luister en veerkracht, onder het bestuur van eenen braven en liefderijken Koning, tot het hoogste toppunt van geluk en voorspoed zal geraken en op nieuws wegens haar Godsdienstig, eerlijk, deugdzaam, en eensgezind gedrag, de roem van alle beschaafde en mededingende natiën zal terugkrijgen.
- Enkhuizen den 18 April 1815.
- J. DUYVENSZ.
- Te ENKHUIZEN bij J. OVER DE LINDEN, 1815.
- Twee ftuiv. (ten voordeele der Armen.)
- J. DUYVENSZ.
Bronnen, noten en / of referenties: